Grondwaterontrekkingsvergunning ENCI

17 februari 2004

Grondwaterontrekkingsvergunning ENCI

De onderzoeken van Haskoning en Witteveen+Bos laten vele vragen open

Gedeputeerde Staten van Limburg
Postbus 5700
6020 MA Maastricht

Roermond : 16 februari 2004
Betreft : bedenkingen tegen ontwerpbesluit vergunning art. 14, lid 1 Grondwaterwet en Verordening Waterhuishouding Limburg 1997 Uw kenmerk: CC7520(367WO)
Behandeld door : dhr. drs. Bemelmans
Nummer/ Kenmerk : 04.30 / KP / 302

Geacht College,

Namens de Stichting Milieufederatie Limburg wens ik bedenkingen in te brengen tegen bovengenoemd ontwerpbesluit.

Dit laat zich motiveren als volgt.

1 Blijkens de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 31 juli 2002, ontbreekt onderzoek op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat de onttrekking van grondwater door ENCI geen nadelige effecten heeft voor het Jekerdal. Evenzo ontbreekt onderzoek naar het treffen van mogelijke compenserende maatregelen, aldus de Raad van State.

2 Middels een aantal onderzoeken heeft de Provincie vervolgens getracht de gevraagde inzichten te verschaffen. De onderzoeken uitgevoerd door Royal Haskoning en het second opiniononderzoek door Witteveen+Bos roepen echter vragen op.

Deze vragen worden treffend verwoord in het deskundigenrapport van het Studiecentrum Limburg voor Milieu, Geologie en Veiligheid, uitgevoerd in opdracht van de gemeente Riemst. Het belangrijkste punt van kritiek is de constatering dat het volledige dossier is gebaseerd op berekeningen, vertrekkend van veronderstelde situaties, en niet op harde gegevens, zoals ook geformuleerd in het ontwerpbesluit zelf (p. 8). Onduidelijk is of en in hoeverre het model de werkelijkheid weergeeft. Feiten zijn niet controleerbaar. Daarmee is het voor degeen die wenst in te spreken niet mogelijk zich een oordeel te vormen over de omvang en de aanvaardbaarheid van de effecten van de onttrekking.

De Milieufederatie onderschrijft de door de gemeente Riemst ingebrachte bedenkingen, waarvan bovengenoemd rapport van het Studiecentrum Limburg, deel uitmaakt. Er zijn ernstige twijfels aan de gedegenheid van de conclusies.

3 Ook het ‘de evaluatie van voorspellingen vormde geen onderdeel van deze studie”, “de herkomst van gegevens is niet altijd bekend”, “de second opinion kent een beperkte doorlooptijd, waardoor een uitputtende studie van alle beschikbare informatie niet mogelijk is”. Daarnaast zijn een aantal onderdelen niet beoordeeld, zoals 3g Betrouwbaarheid van gegevens, 3h Modelverificatie, etc.

Op grond van deze geconstateerde tekorten vragen wij ons af of het second opinion-onderzoek deze naam wel mag hebben. Wij twijfelen aan de conclusie van het rapport, die luidt: “Alles afwegend achten wij de manier waarop het modelonderzoek is uitgevoerd en de modelresultaten voldoende”. Waarbij onduidelijk blijft wat de kwalificatie “voldoende” exact inhoudt.

Wellicht dat de conclusie van Witteveen+Bos kan gelden voor een juiste toepassing van het gehanteerde model, maar dan betreft het uitsluitend een vormcontrole. Daarmee is niet gezegd dat de modelberekeningen de werkelijkheid weergeven. Eerder illustreren de uit het onderzoek aangehaalde passages de ondoorzichtigheid van het rapport Haskoning.

4 Bij de opgesomde “belangen” die in het geding zijn ontbreekt een beschouwing over het belang van de drinkwatervoorziening in Belgisch Limburg. Dit lijkt ons een omissie omdat Belgisch Limburg haar drinkwater betrekt uit de watervoerende laag waaruit ENCI aan de Nederlandse kant van de grens het water wegpompt. Een negatief effect in de vorm van het zakken van het grondwaterpeil in de desbetreffende krijtlaag of het tegengaan van het herstel van het waterpeil, is niet ondenkbaar.

Wij menen dat in tijden van grensoverschrijdende euregionale samenwerking de zorg voor het grondwater een gezamenlijke zorg is en dat voorkomen moet worden dat door activiteiten aan de ene zijde van de grens problemen optreden aan de andere zijde.

5 Moeilijk in te zien is de juistheid en de ratio van de stelling op pagina 21 ten aanzien van de duur van de onttrekking. U stelt: “Deze vergunning eindigt op 1 januari 2010. Op dat moment zal ook de onttrekking stoppen. Daarmee is de onttrekking naar zijn aard tijdelijk.” Einde citaat.

Zoals eenieder weet wil het bedrijf voor de periode na 1-1-2010 een nieuwe vergunning voor haar werkzaamheden aanvragen. Die aanvraag is in voorbereiding en komt binnenkort in procedure. Daar het bedrijf streeft naar diepwinning zal ook na 2010 onttrekking – wellicht in nog grotere mate dan nu – noodzakelijk zijn.

De tekst in de huidige ontwerpvergunning suggereert dat per 1-1-2010 aan de winning en daarmee aan de mogelijk negatieve effecten een eind zal zijn gekomen.

Nadere verduidelijking is noodzakelijk.

Wij vertrouwen erop dat u bij de definitieve vergunningverlening met bovenstaande opmerkingen rekening houdt.

Stichting Milieufederatie Limburg

ir. H.K. Vijverberg – directeur

Tags: